U bent op zoek naar een goochelaar? Bel 0318-727828 of 06-20285267, of mail naar info@goochelaars-nederland.nl.
Home | Goochelen | Uit de oude goocheldoos | Opschieten
Opschieten
Toen het eind van de 19e eeuw in zicht kwam, hoefden de goochelaars niet meer aan te komen met een elektriseermachine of met mechanische poppen, want het publiek van het fin-de-siècle was op de hoogte van de vorderingen van wetenschap en techniek. Papa Bamberg in Amsterdam borg de automaten van Opré, die zijn voorvaderen hadden gebruikt, weg op zolder. Maar het publiek was ook uitgekeken op de andere wonderen die de goochelaars presenteerden: de trucs. Ze deden allemaal hetzelfde. De Britse advocaat en amateurgoochelaar Lewis besloot de magiërs tot vernieuwing te dwingen door alle bestaande goocheltrucs uitvoerig te beschrijven in een populair jongensblad.In 1876 verscheen de bundeling van die stukken onder de titel "Modern Magic". Onder de schuilnaam Professor Hoffmann beschreef de auteur het ringenspel, de duivenpan, de China sticks, de kaartendegen, de parasoltruc, de broomstickillusie noem maar op. Zoals we weten, heeft het niet geholpen. Theaters in Europa begonnen goochelaars contracten aan te bieden, mits zij na afloop van de voorstelling het publiek zouden onthullen hoe ze het hadden gedaan. Sommigen deden dat - en uit protest daartegen werd de eerste goochelaarsvereniging opgericht, onder auspiciën van de apparatenhandelaar Carl Willmann. De illusionisten trachtten elkaar te overtreffen met hun stunts en zij reisden steeds driftiger de wereld rond, op zoek naar toeschouwers. Als het publiek dan geen wonderen meer wilde zien, dan kon het toch altijd nog bewondering opbrengen voor de vingervlugheid van de manipulator. De één goochelde met nog meer biljartballen dan de ander - dat paste in de sfeer van het variété. Papa Bamberg lanceerde zijn jongste zoon Eduard als de kleine, vingervlugge Nelusco. Maar de twee goochelaars die aan het begin van de 20e eeuw in Amerika het meest verdienden, waren volgens de oude meester Dai Vernon twee mannen die de draak staken met de goochelarij: Frank van Hoven en Emil Jarrow. Van Hoven deed een parodie op een goochelact, waarbij een toeschouwer een blok ijs moest vasthouden. Jarrow begeleidde een paar simpele trucs met een spervuur van spitse grappen. De komische goochelkunst heeft zich daarna ontplooid. We herinneren ons natuurlijk Tommy Cooper, die uitverkochte zalen trok en die de ster kon zijn van een televisieserie, wat voor een serieuze goochelaar vandaag de dag niet meevalt. De serieuze goochelkunst heeft zich in de 20e eeuw dan ook nauwelijks ontwikkeld. Als we er iets aan willen doen, moeten we opschieten. We hebben nog tien jaar.
Kees Schoonenberg
Dit artikel is gepubliceerd op donderdag 6 april 2017 om 08.31 uur en komt uit de Informagie (jaargang 1, nummer 6, juli/augustus 1990), het Nederlandse vakblad voor de goochelkunst. Het artikel is met toestemming van de eindredacteur geplaatst op deze website.