U bent op zoek naar een goochelaar? Bel 0318-727828 of 06-20285267, of mail naar info@goochelaars-nederland.nl.
Home | Goochelen | Uit de oude goocheldoos | Magische zaken - Geen fooi
Magische zaken - Geen fooi
door Tonny van DommelenImpresarios, theaterbureaus, organisatiebureaus, artists promotions, adviesbureaus, show producenten en de sectie 'artiesten en musici' van gewestelijke arbeidsbureaus: dit zijn ongeveer de organisaties die zich opwerpen als werkverschaffers voor artiesten, waaronder goochelaars. Hoe worden deze goochelaars gehonoreerd?
In dit kleine land met zijn toch al betrekkelijke geringe hoeveelheid werk zijn er bij de Kamers van Koophandel ongeveer 1400 bemiddelingsbedrijven ingeschreven. Het vermoeden bestaat echter dat er in werkelijkheid zo'n 2000 actief zijn, en er wordt zelfs gesproken over ongeveer 2500. Dit zijn dus allemaal bedrijven die via artiesten willen verdienen, en liefst zo veel mogelijk (met uitzondering van de gewestelijke arbeidsbureaus). Voor de artiesten is het heel moeilijk om goede van kwade bureaus te onderscheiden, en datzelfde geldt eigenlijk voor de opdrachtgevers.
Hoe is het gekomen?
Natuurlijk bestaan er nog wel bekwame en betrouwbare theaterbureaus, maar deze komen amper aan bod. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Laten wij even in het verleden gaan. In 1927 werd bij de wet een tiental impressario's aangewezen. Deze mochten bemiddelen tussen artiesten en opdrachtgevers, en ontvingen hiervoor 10 procent van de gage. Na de oorlog barstte de schnabbeltoer los. De impressario's vonden dit een minderwaardige activiteit en hielden zich bij theaters, circussen en nachtclubs. Bovendien had de wet niet in de opvolging voorzien van het kleine aantal geconcessioneerde impressario's; dit stierf dus langzaam uit. Zodoende werden de theaterbureaus in het leven geroepen.Theaterbureaus
Deze bureaus bemiddelden niet. Zij 'kochten' de artiesten en 'verkochten' ze door.Dat daar meer dan 10 procent tussen zat, vond men vanzelfsprekend. Het theaterbureau begeleidde de artiest, stelde het programma ter plekke samen, en betaalde na afloop contant uit. Dit betekende dat de bureaus over voldoende kapitaal moesten beschikken, want zij schoten immers de gages voor. Op een gegeven moment werd dit als te bezwaarlijk ondervonden, waarna de bureaus de gage per giro overmaakten. Hiervan werd onmiddellijk grof misbruik gemaakt, want artiesten moesten nu ineens vier tot zes maanden op hun geld wachten. Het was niet meer het bureau dat over kapitaal moest beschikken, maar de artiest. Dit betekende tevens dat voortaan iedereen een theaterbureau kon beginnen zonder een cent te bezitten.
Onmogelijke omstandigheden
Vervolgens verenigden de theaterbureaus zich in de Vecta. Deze voerde een groot aantal processen tegen vooral de gewestelijke arbeidsbureaus - want deze bemiddelden zónder winstoogmerk. De Vecta procedeerde uiteraard ten behoeve en bescherming van de eigen leden, en niet te bate van de artiesten. Door een veel te groot aantal theaterbureaus en andere bemiddelende bedrijven is de concurrentie inmiddels moordend geworden. Geen van hen kan zich permitteren om 'nee' te zeggen tegen een opdrachtgever. Het resultaat is dat goochelaars vaak moeten werken onder speciaal voor hen ongunstige omstandigheden. Dit is een van de redenen waarom ik met mijn toneelnummer ben gestopt.Geringe betrokkenheid
De meeste theaterbureaus zijn ook niet meer geïnteresseerd in de kwaliteit van de artiesten, en zijn vaak ook niet (meer) aanwezig bij optredens. De zaken worden van achter de PC gedaan en de artiest moet er maar het beste van maken. Hoofdzaak voor de bureaus is dat de artiest goedkoop is, zodat hun eigen winst zo hoog mogelijk wordt. De wettelijk aangewezen impressario's kenden destijds het vak en de artiesten. Zij wisten bijvoorbeeld welk nummer zij in welke zaak moesten zetten om een optimaal succes te krijgen. De bemiddelaars van het eerste uur konden een artiest zelfs mede beoordelen op basis van het applaus dat hij of zij kreeg. Veel van de tegenwoordige organisaties handelen in alles - waaronder artiesten - en weten dikwijls geheel niets van het vak. Dat is moeilijk voor elke artiest, maar in het bijzonder voor de goochelaar. Een goochelnummer stelt nu eenmaal bepaalde eisen aan de omgeving. Misschien heeft dit ook de populariteit van het tafelgoochelen gestimuleerd. Een tafelgoochelaar kan immers overal werken - zij het dat hij wèl moet vechten tegen soms keiharde muziek. Het heeft in de meeste gevallen weinig zin dat de goochelaar informatie inwint over de zaak waar hij moet werken, want - zoals gezegd - de bureaus weten het nietKwaliteit als wapen
De enige manier om zich tegen bovenstaande praktijken te wapenen is om kwaliteit te leveren en daarvoor een zeer behoorlijke honorering te vragen. Kwaliteit wil zeggen: een onberispelijk uiterlijk, goede, als het kan luxe apparatuur, een feilloze techniek en een uitgebreid repertoire. Bovendien is tegenwoordig de elementaire kennis van de moderne talen eigenlijk een vereiste. Door een behoorlijke beloning te vragen dient de goochelaar zichzelf en de goochelkunst in het algemeen. Zo'n goochelaar zal gerespecteerd worden en als een waardevol 'goed' behandeld worden. De serieuze beoefenaar van ons vak stelt zich niet tevreden met een fooi, maar laat dat over aan de beunhazen en knoeikonijnen. Dat klinkt wellicht hard, maar niets is zo kwetsbaar als de reputatie van een artiest. Wanneer in het vak eenmaal bekend is dat iemand goedkoop is, wordt het heel moeilijk om toegang te krijgen tot het betere werk. Met enige dichterlijke vrijheid zou je kunnen zeggen: wie eenmaal voor een dubbeltje gegoocheld heeft, zal nooit meer een kwartje krijgen.Dit artikel is gepubliceerd op zaterdag 14 januari 2017 om 10.50 uur en komt uit de Informagie (jaargang 1, nummer 2, november/december 1989), het Nederlandse vakblad voor de goochelkunst. Het artikel is met toestemming van de eindredacteur geplaatst op deze website.