U bent op zoek naar een goochelaar? Bel 0318-727828 of 06-20285267, of mail naar info@goochelaars-nederland.nl.
Home | Goochelen | Uit de oude goocheldoos | Een andere jury?
Een andere jury?
Het bekroonde nummer van Minze en Kees heeft de pennen danig in beweging gebracht. Zowel Martin Hanson als Bob Bruigom hebben zinnige commentaren geschreven over het aloude dilemma: moet een concoursjury de goochelvaardigheid òf de amusementswaarde van een optreden het zwaarst laten wegen? Om te beginnen breng ik een ijzeren waarheid in herinnering, die vooral door amateurs nogal eens wordt vergeten. Het succes van een optreden heeft vaak genoeg weinig of niets te maken met de technische beheersing van een vakonderdeel. Een paar frappante voorbeelden. Gregory Peck geldt sinds jaar en dag als een van de slechtste acteurs van Hollywood, toch is hij al decennia lang een superster. Horst Tappert heeft er nooit een geheim van gemaakt dat hijzelf zijn acteursprestaties zeer middelmatig vindt. Zijn wereldroem is enkel en alleen gebaseerd op de toevalstreffer van die ene rol, die precies op zijn lijf geschreven is. De operatenor Jose Carreras zingt af en toe zo vals als een kraai, is behept met een afgrijselijk vibrato en heeft geen flauw benul van de teksten die hij ten gehore brengt. Toch behoort hij tot de drie grote tenoren van deze wereld, een positie die hij uitsluitend dankt aan zijn herstel van een dodelijke ziekte. Om in Nederland te blijven, onze beste klassieke pianist is ongetwijfeld Ronald Brautigam. Toch moet hij het in populariteit afleggen tegen zijn collega Jan Vayne, niet door diens spel, maar door zijn lange haren. En wat te denken van onze beroemde elleboog-robot? De man kan niet zingen, weet zich niet te bewegen, is in elk opzicht een anti-artiest, maar blijkt wel in staat keer op keer een volgepakt Ahoy tot uitzinnige bijvalsstormen te bewegen...De showbusiness stelt ons dikwijls voor raadsels, maar dat maakt dat vak nu juist zo fascinerend, vindt ik.
What about magic? Zulke krasse voorbeelden als hierboven kom je in de goochelkunst niet al te vaak tegen (ik ken er wel een paar, maar die noem ik nu maar niet). Links en rechts van de middenmoot treffen we twee extremen aan.
Er zijn goochelaars die in technisch opzicht ware genieën zijn, maar die absoluut niet in staat zijn een lekenpubliek te amuseren. Het klassieke voorbeeld is Dai Vernon. Het andere uiterste was iemand als Tommy Cooper, bij hem was het goochelen geen doel, maar middel. Ook zonder dat gehannes met goochelspullen zou hij precies zo'n goede one-liner-comedian zijn geweest.
Juryleden staan bij concoursen steeds weer voor moeilijke beslissingen bij het afwegen van goochelvaardigheid tegen amusementswaarde. Ook na alle wijzigingen in richtlijnen en puntensystemen is de oplossing van dat probleem in feite geen stap dichterbij gekomen. Logisch dat sommige prijstoekenningen discussies uitlokken. Dat was bij de Grand Prix FISM '88 het geval, dat is nu ook in Leeuwarden weer gebleken.
Zonder te pretenderen een patentoplossing te kunnen leveren, heb ik over het thema wel veel nagedacht. Wanneer zo'n jurybeoordeling uitsluitend op goochelvaardigheid gebaseerd zou moeten zijn, ligt het voor de hand enkel goochelaars als juryleden te benoemen en de lekenjury naar huis te sturen. Anderzijds, als alleen de amusementswaarde zou moeten tellen, zou de jury uitsluitend uit leken moeten bestaan, geroutineerde theaterbezoekers bijvoorbeeld. Helaas, in de praktijk niet zo eenvoudig. Beide factoren, techniek èn presentatie, dienen bij het eindoordeel een rol te spelen. Mijn ideale systeem zou er daarom als volgt uitzien.
Ervan uitgaande dat de verhouding goocheltechniek/presentatie naar mijn gevoel 40/60 zou moeten zijn, zou ik een jury zo samengesteld willen zien: twee goochelaars, technisch goed onderlegd, één showregisseur, één choreograaf en één kundige dagbladrecensent. Ieder beoordeelt een optreden dan vanuit zijn eigen gezichtshoek en geeft een rapportcijfer van 1 t/m 10. Van zo'n jury zouden Minze en Kees een 8+ gekregen hebben (7 van de goochelaars, 9 van de showmensen) en zo'n 8+ zegt volgens mij meer over het nummer dan 2973 punten.
Diegenen onder de lezers die mij nu verwijten dat zo'n formule wel een héél simpele oplossing van het probleem zou zijn, antwoord ik met een vraag: "Hebben wij het al die jaren niet veel te ingewikkeld gemaakt?"
Dick Harris
Dit artikel is gepubliceerd op woensdag 7 augustus 2013 om 08.57 uur en komt uit de Informagie (jaargang 8, nummer 2, november/december 1996), het Nederlandse vakblad voor de goochelkunst. Het artikel is met toestemming van de eindredacteur geplaatst op deze website.